Dames en heren, “we’ve got him!”

“Papa, papa, mag ik de doos dragen?” lijkt het kleine jongetje te willen zeggen tegen vaderlief, die aan de kassa staat om te betalen. De kleine pagadder probeert de doos van zijn vader over te nemen, maar die lijkt zijn zoon te negeren en omklemt de doos nog vaster, waardoor de jongen even lijkt te hangen aan de doos maar toch moet loslaten. “Papa’s doos, jij moet nog even wachten!”

Er stond deze ochtend veel volk aan Colruyt in Lier, waar de bouwsteenboxen van Westvleteren waren verdeeld over een aantal paletten. Er stond een hele rij te wachten toen ik aankwam, die gemakkelijk verdriedubbelde tot de poort opende. En natuurlijk waren er ook mensen die probeerden voor te steken door een clandestiene tweede rij te vormen. Hier en daar was er wat protest van de “officiële rij”, maar die solidariteit verbrokkelde zodra de poort openging.

Ieder voor zich! “Maar ik ga er toch niet voor vechten hoor” zeiden de twee oudere mannen voor mij, die rustig de rij volgden en voor hen een stormloop zagen ontstaan. Vanaf een bepaald moment was er geen rij meer. Toegegeven, toen ik kon kiezen tussen de omhooggaande roltrap waar enkele oudjes met hun winkelkarretje iedere versnelde beweging blokkeerden en de omlaaggaande roltrap waar iedereen in een versneld tempo naar boven ging, was de keuze snel gemaakt.

Ik had dit wel verwacht, die stormloop. Het is een trappistenbier dat moeilijk verkrijgbaar is, want de paters van de Sint-Sixtusabdij in Westvleteren brouwen enkel wat ze nodig hebben. Een bewonderenswaardige houding in een hyperkapitalistische maatschappij. Het werd een tijd geleden verkozen tot het beste bier van de wereld, wat de populariteit ervan door het dak deed gaan. Iedereen wou een bak Westvleteren hebben. Maar slechts een selecte schare slaagt daarin. En dan opeens kondigt men aan dat men “bouwsteendozen” zou verkopen, om zo de verbouwing van de abdij te ondersteunen, naar een concept van de bekende architect Bob Van Reeth. Logisch dus, dat iedereen naar Colruyt rent om zijn steentje bij te dragen.

Maar toch. Het is een gek iets, voor zes flesjes bier (en twee degustatievrouwen) zo vroeg naar een supermarkt gaan, al dan niet met het vrouwtje om een dubbele portie te krijgen. Ik vermoed dat vele mannen nog nooit zo vroeg naar een supermarkt zijn geweest. Het zegt trouwens veel over de Bourgondische aard van dit eigenaardige volkje. Dat is goed. We lijken op dat vlak een geslaagde mengeling te zijn tussen een typisch noordelijk bierdrinkend land en een zuiders land, waar traag en langzaam genieten van de maaltijd centraal staat.

Toen ik in de VS was, vond ik het jammer dat alles zo vlug moest gaan. Je was nog maar net gedaan en je kreeg meteen een rekening voor je neus. Je moest meteen naar buiten na de maaltijd. In België moet je soms jagen op de kelner om de rekening te vragen. Dat staat je ook toe om rustig na te tafelen en de rekening te vragen wanneer je dat zelf wil. Die langzaamheid is een belangrijke troef. Jachtig tafelen is een kwaal van de moderne tijd. Slow food moet opnieuw de norm worden. En daarom ben ik hoopvol gestemd, als ik zie hoeveel aandacht er is naar de flesjes Westvleteren XII. En nu hopen dat iedereen op gepaste wijze van geniet. Namelijk traag en langzaam voor een winters haardvuur, nagenietend van een smaakvolle maaltijd en met een goed boek. Die langzaamheid verstilt immers de tijd, en die verstilling is een ontzettende rijkdom in een tijd van rusteloosheid.

P.