De mens? “Een midden tussen niets en alles”

door Prachtige Pjotr

“Als ik besef hoe blind en ellendig de mens is, wanneer ik heel het zwijgende heelal aanschouw en zie hoe de mens zonder inzicht als een verdoolde in deze uithoek van het universum aan zichzelf overgelaten is, zonder te weten wie hem daar heeft neergezet, wat hij er komt doen, wat er van hem zal worden als hij sterft, zonder in staat te zijn ook maar iets te weten, dan bevangt me een gevoel van ontzetting, zoals iemand die men in zijn slaap naar een afschrikwekkend en onbewoond eiland heeft vervoerd en die wakker wordt zonder ergens van af te weten en zonder een mogelijkheid om daar weg te komen. En dan verbaast mij, dat men niet vertwijfeld raakt door zo’n ellendige toestand”.

Blaise Pascal, Pensées, °198.

Filosofie heeft de neiging een mens te vereenzamen in zijn eigen gedachten. Als je er echt eens over nadenkt, wat doen we dan eigenlijk op deze verdomde bol? Wij, toevallige organismen die op kosmische termijn niets meer zijn dan een fluisterend geluid tussen twee machtige stiltes? “Zelf er de zin van maken” is een weinig interessant antwoord. Voor iemand als Blaise Pascal moet deze vraag wel heel erg pertinent zijn geweest, omdat in zijn tijd het oude wereldbeeld, waarin alles duidelijk was en alles zijn plaats had, kraakte. Copernicus was al een schok, maar het was Galileo Galilei die in de eerste helft van de zeventiende eeuw de eerste barst in de muur sloeg. Het kon niet langer worden volgehouden dat de aarde het centrum was van een harmonische kosmos zoals Dante in de dertiende eeuw had verbeeld in zijn Divina Commedia. Dat besef moet in die tijd wereldschokkend zijn overgekomen, meer nog dan de Colombiaanse uitwisseling die een eeuw daarvoor een hele resem vastgeroeste denkbeelden aan diggelen heeft geslagen.

Maar zoals Pascal in bovenstaande citaat vaststelt liggen weinig mensen wakker van de “ellendige toestand” waarin de wereld werd overgelaten. De ‘Geworpenheid’, die de mens dwingt te existeren, moet hem onderweg murw hebben geslagen. Ik vermoed dat het komt omdat de mens zich graag in cocons nestelt; hapklare sferen waarin een kant-en-klaar referentiekader klaarligt om alles vanzelfsprekend te vinden. Door het “trickle-down”-effect komen die filosofische schokken pas later en daardoor minder hard aan. Vanuit die beperking blijft er wel een mate van verwondering en vrijheid mogelijk, maar veel verder reikt de verbeelding niet, omdat ze geen vruchtbare voedingsbodem biedt. Net zoals schipbreukelingen zonder perspectief blijven ze achter op het eiland waarop ze worden geworpen en zullen daar dan ook in alle onwetendheid sterven. Pascal strekte de zeilen en stelde een filosofisch probleem vast dat nazindert tot in postmoderne tijden:

“Want wat is de mens tenslotte in de natuur? Een niets vergeleken met het oneindige, een Al in vergelijking met het niets, een midden tussen niets en alles, oneindig verre ervan de uitersten te bevatten; het begin en het einde der dingen blijven onverbiddelijk verborgen in een onoplosbaar mysterie”

Pensées, °199

En toch: wie is het meest gelukkig? Diegene die rusteloos wroet naar de wortels van het bestaan om zich van zijn sluiers te ontdoen of diegene die vrede neemt met zijn geprefabriceerde illusies?

P.