TEMPESTATIBVS MATVRESCO!

Stormend dansen rond een cirkel van vuur

Tag: Hermann Hesse

De metamorfose van werkelijkheid naar droom. Of omgekeerd?

De essentie van kunst

Deze droomwereld begon meer voor zijn leven te betekenen dan de werkelijkheid. De werkelijkheid met zijn klaslokaal, kloosterhof, bibliotheek, slaapzaal en kapel, dat was alleen maar de oppervlakte, niet meer dan een dun, vibrerend vlies op die wereld van beelden, vervuld met dromen en overvol van werkelijkheid. De allergeringste aanraking was voldoende om een opening te maken in dit dunne vlies: een verborgen betekenis in de klank van een Grieks woord, midden onder de les, een geurig vleugje uit de kruidentas van pater Anselm als die was gaan botaniseren, een toevallige blik op de wingerdrank van steen die ontsproot aan de bovenkant van een der vensterzuiltjes – onbeduidende prikkels als deze waren reeds voldoende om dat vlies om de werkelijkheid te doorbreken en om achter de vredige, saaie werkelijkheid de woeste afgronden, stroomversnellingen en melkwegen te ontkluisteren die hun plaats hadden in de beeldenwereld van zijn ziel. Een beginletter van een Latijnse tekst veranderde onverhoeds in het geurige gezicht van zijn moeder, een langgerekte toon van het Ave Maria veranderde in de poort van het paradijs, een Griekse letter in een galopperend paard, een kronkelende slang, die er stilletjes vandoor gleed onder de beschutting van bloemen, en zijn plaats was alweer ingenomen door de oorspronkelijke, stijve bladzijde grammatica.

HESSE, Herman, Narziss en Goldmund, Uitgeverij Atlas, Amsterdam, 2009, 57.

De essentie van kunst

‘[…] Maar vertel eens: afgezien van dit vertwijfelde heen en weer geslingerd worden tussen genot en walging, afgezien van dit schommelen tussen levenslust en doodsbesef – is er afgezien daarvan niet een andere manier waarop je het geprobeerd hebt?’

‘O ja, zeker wel. Ik heb het geprobeerd met de kunst. Ik heb je toch al verteld dat ik onder meer ook kunstenaar geworden ben. Op een dag, misschien was ik drie jaar bij jullie weg, in de wereld, en vrijwel al die tijd had ik een zwervend leven geleid, zag ik ergens in een kloosterkerk een houten Mariabeeld, en dat was zo mooi, het was zo’n aangrijpende ervaring voor me dat ik ernaar geïnformeerd heb wie de meester was die dat gemaakt had en naar hem op zoek ging. Ik heb hem gevonden, het was een beroemd meester; ik ben bij hem in de leer gegaan en ik heb een jaar of wat bij hem gewerkt’

‘Daarover vertel je me later nog maar wat meer. Maar wat bood de kunst jou, wat heeft die jou betekend?’

‘Dat was het overwinnen van de vergankelijkheid. Ik leerde inzien dat er van de klucht, de dodendans die het menselijke leven nu eenmaal is, iets overbleef, dat er iets was wat van duurzame aard was: de kunstwerken. Goed, daar komt ook weleens een einde aan, ze kunnen verbranden, ze kunnen aan slijtage onderhevig zijn of gewoon vernield worden. Maar toch zijn ze van langere duur dan een hele reeks mensenlevens, toch vormen ze voorbij de tijd, voorbij het ogenblik, een verstild rijk van voorstellingen en relikwieën. Ik heb zo het gevoel dat het iets goeds is, iets waar troost van uitgaat, om daaraan je steentje bij te dragen, want je zou bijna kunnen zeggen dat het het vergankelijke vereeuwigt‘.

Gesprek van Narziss en Goldmund in: HESSE, Hermann, Narziss & Goldmund, Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2009, 241.

Aldus sprak Hermann Hesse

“Fantasie en inlevingvermogen zijn niets anders dan vormen van liefde”.

 

~Hermann Hesse

Aldus sprak Narziss …

‘Kijk’, zei hij, ‘er is maar één punt, niet meer, waarin ik jou de baas ben: ik ben wakker, en jij bent niet meer dan half wakker, soms zelfs slaap je helemaal. Ik noem iemand wakker als hij met zijn verstand, zijn bewustzijn weet wie hij is, weet welke zijn meest fundamentele, irrationele vermogens, drijfveren en zwakke punten zijn, en er rekening mee weet te houden. Het feit dat je mij hebt leren kennen kan voor jou juist betekenen dat je die dingen leert. Bij jou, Goldmund, staan de geest en de natuur, het bewustzijn en de wereld van je dromen, erg ver van elkaar af. Je hebt je kinderjaren uit je geheugen gewist, vanuit de diepten van je ziel doen ze moeite om je weer voor zich te winnen. Ze zullen je laten lijden, net zolang tot je hen verhoort. – Genoeg hierover! Zoals ik zei: wakker zijn, daarin ben ik beter dan jij, in dat opzicht ben ik je meerdere en daarom kan ik je van nut zijn. maar in alle andere opzichten, mijn beste, ben jij mij de baas, en niet andersom – of liever: dat zul je zijn zodra je jezelf gevonden hebt’.

Narziss in: HESSE, Hermann, Narziss & Goldmund, Uitgeverij Atlas, Amsterdam, 2009, 42.

“Wakker zijn”. Het wroet in je, het broeit vanuit de diepste krochten van je ziel. Het is weten wie je bent, wat je doet en met welk doel je op deze planeet “geworpen” bent. Het volle bewustzijn borrelt in je op en wie kan er zich op beroepen dat hij zich bij zijn volle bewustzijn is? Wie kan zeggen, waarlijk zeggen voor het aanschijn van het Al, dat hij weet wat hij van plan is? En is dat plan, indien hij het weet, voldoende? Is het bereikbaar? Of dient het niet bereikbaar te zijn? Is het “plannen” slechts een afleiding van wat waarlijk telt? Is het leven niets anders dan een eindeloze pelgrimage naar een onbereikbaar geluk? Wekt dat doel je in slaap? Of is net de reis naar het doel datgene wat je wakker dient te maken? En hoe weet je dat dan?

Ben jij wakker?

P.

Kinderverderf

In het idyllische Stockholm, hoofdstad van Zweden is er een alternatieve school opgericht. “Egalia” is de naam van de kleuterschool. Dit is allesbehalve een normale kleuterschool. Kleine kinderen worden er immers opgevoed in een zogenaamde “genderneutrale” omgeving. Wat houdt dit in? De speelpoppen zijn geslachtsloos, “hem” of “haar” wordt niet gehoord. Stereotiepe kinderverhalen met mooie prinsessen en heldhaftige prinsen worden uit de klas gebannen en in de plaats daarvan zijn er verhalen over homoseksuele ouders, transgenders en adoptiekinderen. Dat dus … aan kleuters.  ‘Wij geven de kinderen een fantastische kans om te zijn wie ze willen zijn’ luidt het bij een Zweedse leerkracht in de bewuste school. De genderverschillen worden opzijgeschoven en er wordt resoluut gekozen voor een soort androgyne benadering.

Of misschien dat niet. Want het androgyne ideaal, zoals dat in de pre-moderne alchemie wordt beschreven, is de benadering van totaliteit, de fusie van tegengestelden, de eenheid van Nietzsche’s Zelf, de verinnerlijkte mens, … Hermann Hesse speelde vaak met deze idealen in zijn romans, sterk beïnvloed door de psychoanalyse van C.G. Jung. Zo is het samenspel tussen Goldmund en Narziss een androgyn samenspel en ook het verhaal van Piktor, dat ik eerder op deze blog plaatste, past binnen dit ideaal. En ook de jonge radicale filosoof Otto Weininger sprak van een ontegensprekelijke aantrekkingskracht van Man en Vrouw, die hij beschouwde als twee metafysische essenties die op zich onvoltooid zijn. De seksestrijd die daaruit volgt, zou de motor van de evoluerende beschaving zijn. Niet cultuur, niet economie, niet politiek, niet de Grote Mannen, maar seksualiteit drijft ons verder naar de toekomst.

Wat de Zweedse “genderneutrale” kleuterschool wil bereiken is niet dat androgyne ideaal, dat een harmonieus samenspel is van twee elkaar verrijkende metafysische essenties. De “genderneutraliteit” herbergt iets gruwelijkers, barbaarser en onverbiddelijker. Het gaat hier om het rammen van post-moderne waanzin door de strot van kinderen, die leidt tot een niemand-zijn. Een soort Verlichtingstotalitarisme dat inderdaad de slogan “Liberté, Égalité, Fraternité, ou la Mort” hoog in het vaandel draagt. Sommige psychiaters vinden de kleuterschool pedagogisch onverantwoord. Karlien Dhondt, een Vlaamse kinderpsychiater verbonden aan de Universiteit van Gent, zou haar kinderen niet naar de school sturen omdat kinderen duidelijkheid nodig hebben. Dhondt voert onderzoek naar kinderen met geslachtsdysorfie, een geslachtsidentiteitsstoornis. Zij meent dat de school uitgaat van het standpunt dat elk kind een blanco blad is, een idee dat ontstond in de Verlichtingsperiode. Toch staat je geslacht vast: je bent een jongen of je bent een meisje.

Teveel nuances aanbrengen in de opvoeding van een kind zorgt ervoor dat het referentiekader geen duidelijkheid meer schept. Verwarring treedt snel op en op den duur weten kinderen niet meer wie ze zijn. Het is beter eerst rudimentaire fundamenten aan te brengen en van daaruit de meer complexe en ambigue details van het leven te ontdekken in plaats van meteen een duik te nemen in de immense zee van de onzekerheid.

En nu vraag ik me af welk stereotype ouder zijn kinderen naar die kleuterschool brengt.

P.

Piktors Verwandlungen

Piktors Verwandlungen [1]

Schilderij aan de hand van Hermann Hesse

Die avond las ik in het hotel van Signor Ceccarelli het boekje dat [Hermann] Hesse mij had gegeven. Het was het verhaal van een jongeman, genaamd Piktor, die het Paradijs was binnengekomen en daar een boom ontwaarde die tegelijk man en vrouw was. Hij beschouwde die met verwondering en vroeg: ‘Zijt gij de Boom des Levens?’. De Boom antwoordde niet, maar in plaats daarvan kwam de Slang tevoorschijn; en Piktor vervolgde zijn weg. Hij bekeek alles nauwkeurig en was verrukt over wat hij zag.

 

Toen hij doorwandelde, zag hij een andere boom die tegelijk zon en maan was. ‘Misschien zijt gij de Boom des Levens?’. Lachend bevestigde de Zon dit; de Maan deed het met een glimlach. Overal om Piktor in het rond groeiden bossen met bloemen. Zij schenen mensengezichten te hebben; sommigen lachten uitbundig, andere brutaal; nog andere zwaaiden luchtig heen en weer. Er waren er ook die niet bewogen of lachten; zij waren somber en in zichzelf verzonken, als waren zij dronken van hun eigen geur. Sommige bloemen zongen Piktor toe: één zong een weemoedig lied der seringen, een ander een donkerblauw wiegelied. Eer was een bloem met ogen die hard als saffier leken; een ander herinnerde hem aan zijn eerste liefde: weer een ander deed hem denken aan de stem van zijn moeder, wanneer hij als kind met har door de tuin liep. De meeste bloemen lachten vrolijk en één stak de tong naar hem uit, een klein roze tongetje. Piktor bukte zich en stak de zijne uit om het aan te raken en toen hij dit deed, ervoer hij een smaak die wrang was en bitter-zoet, als van druivensap en wilde honing en ook als de kus van een vrouw.

 

Alleen tussen al die bloemen werd Piktor overstelpt door een gemengd gevoel van heimwee en angst. Zijn hart klopte hevig alsof het verlangde samen te stemmen met de ritmen van die omgeving. Toen zag Piktor op een korte afstand een vogel in het gras zitten. De vogel had veren gelijk een pauw, waarop alle kleuren van het spectrum weerkaatsten. Piktor was verbijsterd door de schoonheid van de vogel. Hij trad naderbij en vroeg:

 

‘Vogel, waar kan men het geluk vinden?’

‘Geluk’, antwoordde de vogel, ‘geluk is overal – in de bergen en in de dalen, in elke bloem en kristal’.

 

De vogel strekte zijn hals en schudde zijn veren alvorens weer bewegingsloos te gaan zitten. Plotseling bemerkte Piktor dat de vogel zich in een bloem veranderd had. De veren waren bladeren, de klauwen wortels geworden. Verwonderd zag Piktor toe en bijna onmiddellijk hierna begon de bloem haar blad te bewegen. Zij was het alweer moet een bloem te zijn en ze begon langzaam zich in de licht te verheffen. Zij had zich in een vlinder veranderd en was toen een vlam van zuivere, zwevende kleur.

 

Tot Piktors stijgende verbazing begon deze vrolijke vogel-bloem-vlinder hem fladderend te omcirkelen. Doch na een poosje zweefde hij ter aarde als een sneeuwvlok en bleef trillend voor zijn voeten zitten.  Nog even fladderden de vleugels, toen was hij plotseling veranderd in een kristal dat een diep rood licht uitstraalde. Het glinsterde tussen het gras met een fantastische glans.

 

Terwijl Piktor het nog aanstaarde, leek het langzamerhand in de grond te verdwijnen, alsof het werd aangetrokken door het hart van de aarde. Maar juist toen het op het punt van verdwijnen was, reikte Piktor omlaag en greep het. Hij hield het stevig in zijn hand, want het leek hem een talisman bij alles wat hem in de wereld nog kon overkomen.

 

Op dit ogenblik gleed de slang van een boom in de nabijheid en fluisterde in Piktors oor: ‘Dit juweel kan u doen veranderen in alles wat ge wenst te worden. Maar spreek uw verlangen vlug uit, voordat ge verdwijnt’. Uit vrees dat hij de kans zou missen fluisterde Piktor het geheime woord tot de steen en plotseling was hij veranderd in een boom. Hij had altijd gewenst een boom te zijn omdat hij de kracht van de bomen, hun rust en hun waardigheid zo bewonderde. Al gauw voelde hij dat zijn wortels in de aarde drongen en zijn takken hemelwaarts reikten. Nieuwe bladeren en takken ontsproten aan zijn stam en hij was voldaan. Zijn dorstige wortels namen het vocht uit de aarde op en zijn takken verkwikten zich in de luchtige wind van het woud. Insecten woonden in zijn schors en een egel vond een schuilplaats aan zijn voet.

 

Staande in het Paradijswoud nam hij de voortdurende metamorfose waar, die rondom hem geschiedde. Hij bemerkte hoe bloemen tot edelstenen werden of zich in vogels veranderden. Hij zag een boom in zijn omgeving plotseling in een beek overgaan. Een andere werd krokodil, een derde veranderde zich in een vis die blij en gelukkig wegzwom. Heel de schepping nam deel aan dit spel der veranderingen; olifanten werden rotsen, giraffen geweldige, bloeiende bomen.

 

Te midden van al die verandering bleef alleen Piktor steeds dezelfde. Toen hij zijn toestand begon te beseffen, week zijn geluk en langzamerhand begon hij oud te worden en kreeg dat vermoeide, afwezige voorkomen dat men bij menige oude boom bespeuren kan. Overigens is dit verschijnsel niet tot bomen beperkt; paarden en honden en zelfs menselijke wezens verliezen de samenhang met de tijd en daarmee hun schoonheid doordat zij de gave der verandering zijn kwijtgeraakt. Dan eindigen zij hun dagen in zorg en leed.

 

Lange tijd daarna geraakte een jong meisje met blond haar in het Paradijs doordat zij al dansend haar weg kwijtraakte. Zij droeg een blauw kleedje en zong vrolijk terwijl zij voorthuppelde. Al de schepselen in het bos namen haar verschijnen met gretigheid waar; de struiken strekten hun takken naar haar uit en vele bomen lieten hun vruchten voor haar vallen. Maar het jonge meisje lette niet op hun vriendelijkheden. Tenslotte kwam zij ook bij het open plekje waar Piktor stond als een boom. Toen hij uit de hoogte naar haar keek, overviel hem een diep gevoel van heimwee en een onmetelijk verlangen om het geluk te grijpen vóór het te laat was. Het was hem of geheel zijn wezen die hem gebood zich op de zin van zijn bestaan te concentreren en die met geweld te laten doordringen tot zijn open bewustzijn. Hij herinnerde zich zijn vroeger leven, zijn jaren als mens voordat hij het Paradijs binnentrad. En bovenal heugde hem het ogenblik dat hij het toverjuweel in zijn hand hield, want juist toen, met àlle mogelijkheden tot verandering, was het leven het machtigst in hem geweest. Toen dacht hij ook weer aan de vogel en aan de vrolijke boom die tegelijk Zon en Maan was en bij dit alles besefte hoe noodlottig de raad van de Slang geweest was.

 

Het meisje voelde de rusteloze beweging van Piktors bladeren en takken en toen zij omhoog keek werd zij door een vreemde onrust vervuld. Zij begon, zittend in de schaduw van de boom, te gevoelen hoe droevig en eenzaam hij was en tegelijkertijd besefte zij dat zijn volkomen afzondering iets edels betekende.  Terwijl zij tegen de ruwe stam leunde, voelde zij iets van de beroering die Piktor geheel en al doortrok en ook zij zelf begon te sidderen in een onverklaarbare passie. Spoedig brak zij in wenen uit, de tranen bevochtigden haar kleed en zij vroeg zich af waarom dit lijden moest bestaan. In haar eigen verlatenheid voelde zij zich in medelijden aangetrokken tot de eenzame boom.

 

Toen Piktor haar gevoelens bespeurde verzamelde hij al zijn levenskrachten en richtte die op het jonge meisje. Het was hem nu heel duidelijk hoe schandelijk het bedrog van de Slang was geweest en hoe dwaas hij had gehandeld. Als de enkele boom die hij nu was, overweldigde hem het beeld van de boom die man en vrouw tegelijk was.

 

Op dit ogenblik vloog een groene vogel met rode vleugels naderbij en omcirkelde de boom. Het meisje keek naar zijn vlucht en zag iets dat een stralend licht gaf, uit zijn snavel op het gras vallen. Zij bukte zich om het op te rapen en ontdekte dat het een kostbare karbonkel was. Nauwelijks had zij de steen een ogenblik in de hand, of de verwarde gedachten die haar verontrust hadden, verdwenen en nog slechts één verlangen heerste haar. In een vlaag van vervoering werd zij één met de boom; zij veranderde zich in een nieuwe tak die naar de hemel toe groeide.

 

Nu was alles volmaakt, er was weer orde in de wereld. Op dat ogenblik was het Paradijs waarlijk gevonden. Niet langer was Piktor een eenzame, oude boom; hij was nu geheel vervuld en droeg een nieuwe naam, Piktoria. Luid en helder zong hij het: ‘Piktoria, Victoria’. Uiteindelijk had hij ook zijn nieuwe gestalte gevonden en de waarheid ervaren van de eeuwige metamorfose, nu hij immers van een half tot een geheel wezen geworden was. Van toen af wist hij dat hij in staat was zich te veranderen zo vaak hij wilde. De kracht der bestendige schepping was nu in hem op gang gebracht: hij wist dat hij zichzelf nu kon vernieuwen als ster of vis of wolk of vogel. Hij was zich echter ook bewust dat, welke vorm hij ook zou aannemen, deze steeds een geheel zou zijn en dat hij in iedere gestalte een paar zou zijn. Hij droeg zowel de Zon als de Maan in zich, hij was tegelijk Man en Vrouw.

 

De verstrengeling der geliefden.

De sleutel tot dit ogenschijnlijk sprookjesachtig verhaal is een zin die door Hermann Hesse werd uitgesproken:‘In hun ouderdom hebben sommige mensen de gave nog eens de paradijselijke staat van hun kindertijd te ondervinden’[1]. Het verhaal is het visioen van het herwonnen Paradijs, naar de terugkeer naar de pure vorm, de totaliteit. Hermann Hesse vergeleek deze terugkeer als het vallen in het ‘collectief onbewuste’ van Carl Gustav Jung.

 

“Under the influence of C.G. Jung, with whom he underwent psychoanalysis, Hesse entered fully into the Germanico-alchemical dream of the Androgyne – which is the opposite of homosexuality – whose aspiration is totality and the fusion of the opposites, the unity of Nietzsche’s ‘Self,’ the inner homo, of coelo, Demian, beloved and admired by Sinclair; that is to say, by Hesse. His most intimate ego. Narcissus and Goldmund. In the original German version of Steppenwolf, the female protagonist is called Hermina, which is the feminine of Hermann. And this is the same alchemical-tantrio game as in Mozart’s Magic Flute: Pamino and Pamina. Hermann Hesse, like the great Germans of the grand tradition, was steeped in the music of Mozart and Bach”.

Uit een brief van Don Miguel Serrano Fernandez, juni 1991.


[1] Integraal over genomen uit: SERRANO, Miguel, De Hermetische Cirkel. Jung en Hesse., Leminiscaat, Rotterdam, 1975

[2] De Hermetische Cirkel., 27